Genetisch en geïsoleerd gehoorsverlies kan worden veroorzaakt door een aantal verschillende genetische mutaties die de ontwikkeling en het functioneren van het gehoorsysteem beïnvloeden. Er zijn twee hoofdtypen van genetische mutaties die gehoorverlies veroorzaken: syndromale en niet-syndromale. Syndroomal gehoorsverlies wordt veroorzaakt door een mutatie in een gen dat betrokken is bij het syndroom dat meerdere andere gezondheidsproblemen veroorzaakt, zoals Down-syndroom of Turner-syndroom. Niet-syndromale gehoorverlies wordt veroorzaakt door een mutatie in een gen dat alleen betrokken is bij het gehoor.
De behandeling van genetisch en geïsoleerd gehoorsverlies hangt af van de onderliggende oorzaak. In sommige gevallen kan het worden behandeld met geneesmiddelen die het functioneren van het gehoor verbeteren. In andere gevallen kan implantatie van een gehoorapparaat worden overwogen om het gehoor te verbeteren. Behandeling is ook gericht op het voorkomen en beheersen van eventuele aanvullende gezondheidsproblemen.
Om het risico op genetisch en geïsoleerd gehoorverlies te verminderen, kunnen er een aantal preventieve maatregelen worden genomen. Deze omvatten het uitvoeren van prenatale screeningsonderzoeken voor ouders met een bekend risico, het aanpassen van omgevingsfactoren zoals luide geluiden en blootstelling aan ozon, evenals het draagbaar maken van gehoorapparaten. Ouders die drager zijn van het geïsoleerde gehoorverlies gen, kunnen ook overwegen om hun kinderen te screenen op de aanwezigheid van het gen bij geboorte.
Ouders die drager zijn van een erfelijk gehoorverlies gen, kunnen er ook voor kiezen om hun kinderen te laten testen op de aanwezigheid van het gen bij geboorte. Dit kan worden uitgevoerd door middel van een bloedtest of een gehooronderzoek. Als het gen wordt gedetecteerd, kunnen ouders er voor kiezen om hun kinderen te behandelen met gehoorapparaten of andere technologische hulpmiddelen die het gehoor verbeteren.